Voorbije vrouw
Mijn moeder heeft mij gelezen tot
bladzijde dertig, sindsdien draagt ze een bril.
Ze ziet wel goed maar weet niet
of het waar is wat ze denkt dat ze ziet.
Soms praat ze over later als ze groot is;
flarden van vroeger waar alles klein gebleven blijft.
Soms moet ze plotseling naar school –
de oorlog kwam er tussen, diploma niet
gehaald, de meester staat te wachten –
In blootgewoelde botten hangt een ander wachten.
Bijeengebonden organen rafelen de tijd;
lang geleden opgeheven, aangevreten door
naamloze gedachten en zinnen zonder zin.
Haar voeten dragen versleten verhalen,
vreemde verzen schuren haar mond.
Ze zit niet, ze staat niet.
Ze hangt aan draden van adem van ooit,
aan ragfijne garens van op en van uit.
Als ik lees, lees ik het nog eens! Prachtig. Van adem van ooit! Groeten van Tobe.
Lieve Tobe, dat het poëtisch hart in stilte juichend mag blijven kloppen.